De vier versies van de opera waaraan ze de helft van haar leven wijdde en die het meest van elkaar verschillen, zijn:

Introductie

Eldorado

Het ballet (1980)

Eldorado

Het ballet (1980)

Fool’s Gold

12 december 1985

Fool’s Gold

12 december 1985

Story of Suriname

17 november 1987

Story of Suriname

17 november 1987

La larme d’or

Eind ’80 tot 2017

La larme d’or

Jaren ’80 tot 2017

1. Eldorado – Het Ballet (1980)

Majoie Hajary
Vleugel Majoie Hajary in Neuilly-sur-Seine, voorstad van Parijs

Intro
Eldorado uit 1980 is het meest sober én – in tegenstelling tot de latere versies – het meest idyllisch. Het Franstalige verhaal en de mise en scène zijn bondig samengevat in 4 A-4tjes. Voor deze versie werkte Majoie samen met de Franse dichter Gilles Launay.

Haar Eldorado laat zich lezen als de geschiedenis van de nieuwkomers in Suriname, van brute kolonisatoren, slaafgemaakten tot contractarbeiders. De grondgedachte is dat muziek en dans verbroederen. Majoie putte voor haar opera uit vroeger werk. In die zin vertelt deze opera ook het verhaal van haar loopbaan en leven. 

Mogelijk liet Majoie zich voor het ballet inspireren door haar zus Toetie van Binnendijk-Hajary (1923-1990) en nichtje Ilse-Marie (Immeke) Hajary. Toetie was als actrice verbonden aan het Surinaamse theater Thalia en verdiepte zich in Indiase dans. Haar dochter (Majoies nicht) Ilse-Marie Hajary (1944-1994) maakte van dansen haar professie, niet alleen als danseres maar ook als choreografe. Zoals Majoie verschillende muziekstromingen  combineerde, vermengde zij de dansstijlen van het oosten en het westen met die van Suriname.

Volgens een notitie vangt het ballet ‘halverwege de tweede akte’ aan, maar een choreografie ontbreekt. Ook de partituur en liedteksten missen in haar archief. Er is wel een ongedateerde bandopname, waarin Majoie Hajary de thema’s van Eldorado benoemt en op de piano voorspeelt. Hieronder vergelijk ik het verhaal uit 1980 met die bandopname.   

Geluidsfragment Thema van de muziek, gespeeld door Majoie Hajary        

Toetie van Binnendijk-Hajary op 15-jarige leeftijd
Ilse-Marie (Immeke) Hajary, foto Hermien Kamphuis
Majoie in Suriname, afgehaald door zus Toetie (re) en nichtje Ilse-Marie (Immeke)

Tableau 1

Proloog
Als de gordijnen opengaan zien we de prins, die zich – zoals elke morgen – onderdompelt in zijn bad vol goud. Hij is zichtbaar moe en verveeld; de weelde van al dat goud is zwaar om te dragen. 

Geluidsfragment Thema Proloog, gespeeld door Majoie Hajary 

De lusteloze prins leeft op als zijn ‘messenger’, boodschapper, – teruggekeerd van een verre reis hem vertelt ‘gelukkige mensen’ te hebben ontmoet. Gelukkige mensen? Ja, mensen die dansten en muziek maakten. Nieuwsgierig geworden schrijft de prins een wedstrijd uit: dansers en musici uit alle windstreken worden uitgenodigd om in Paramaribo hun kunsten te vertonen. Als beloning ontvangt  de winnaar de diamanten sleutel die toegang verschaft tot zijn goudrijk. 

Geluidsfragment Thema Messenger (Boodschapper), gespeeld door Majoie Hajary

In dit thema is haar Surinaamse Rhapsodie [download] uit 1948 te herkennen: variaties op het Surinaamse volkslied Peroen, Peroen, mi patron. Ze componeerde het tijdens een kort bezoek aan Suriname en droeg het op aan gouverneur Huender. Het – onbevestigde – verhaal wil dat Majoie na haar optreden via de gouverneur vervolgens een beurs kreeg om in Parijs te gaan studeren.


De melodie Peroen, peroen… keert als thema terug in de latere versies van haar opera.

Gouverneur Huender (2e van re) en familie
Deryck Ferrier situeert het lied Peroen, peroen… in de tijd, dat de Engelse Lord Willoughby over Suriname baasde. Die gaf uit Brazilië verdreven joden toestemming  suikerplantages te stichten in Suriname. Maar toen  Engeland in 1667 de oorlog met Nederland verloor, moest het Suriname volgens het verdrag van Breda afstaan aan Nederland.  
De Engelsen waren razend dat de joodse planters in het conflict met Nederland niet hún kant hadden gekozen. In een laatste stuiptrekking van hun macht, probeerden ze hen uit Suriname te verdrijven.
Het lied Peroen, peroen, mi patron is volgens Ferrier een duet tussen de slaafgemaakte Peroen [verbastering van Peroem, Peeroom], patroon van de suikerkokerij, en zijn ondergeschikte: de jonge, rebelse Kodjo. 
Als ze horen, dat Engelse schepen onderweg zijn om de joodse planters uit te zetten, zingt Kodjo: Peroem[n], peroem[n]  mi patron, san wani kong mek’a kong’ oftewel: ‘Peroen, mijn patroon, maak je toch geen zorgen, laat komen wat komen gaat.’ En, vol leedvermaak: ‘Wat zal ik de joden uitjouwen!’ Peroen echter vreest de toorn van zijn joodse slavenmeester. Hij gebiedt Kodjo zijn werk te doen. Kodjo vindt Peroen een bangerik en provoceert: doe het zelf!

In Majoies jeugd was het volkslied Peroen, Peroen… als aftelspelletje vaste prik op kinderfeestjes. De diepere betekenis refereert aan iets minder feestelijks: een Engelse aanval op Suriname (Paramaribo). Volgens de Surinaamse socioloog Deryck Ferrier (1933-2022) speelde het lied zich af in 1667, de Surinaamse schrijver Theo Comvalius meent dat het 1799 was. Uit een notitie in haar archief verwijst Majoie ook naar het jaartal 1799. Maar Ferriers verklaring eigenlijk meer van toepassing op voor haar liedteksten.

Jeugdfoto uit Majoies fotoalbum
De Surinaamse schrijver Theo Comvalius situeert het lied Peroen, peroen,… in 1799, toen Engelse oorlogsschepen opnieuw op Suriname afstevenden. Peroen is hier de stoerige ­ – zwarte – commandant Peronne die op de uitkijkpost Fort Nieuw Amsterdam wacht draait. In het Surinaams snoeft hij: ‘San wani kon, mi a kom’, oftewel: laat komen wat komen wil! ‘Ingrisiman sa tjari pranga. Go na jobo pan!’ Door Comvalius begrepen als: ‘Ik zal straks het Engelsche eskader zoodanig beschieten, dat de vijand op de wrakken ervan naar Jobo pan (het groote water, de zee) zal afdrijven.’ Ondertussen hadden de Engelsen het Fort al omsingeld. Peroen wordt in het lied om zijn  grootspraak bespot en aangesproken met zijn Afrikaanse naam Codjo (‘op maandag geborene’). O Codjo wat ben je dom! 
In 2022 werd haar Surinaamse Rhapsodie gespeeld door Ernst Paul Fuchs in de tuin van Museum van Loon in Amsterdam
Postkaart Fort Nieuw Amsterdam met beeld Erwin de Vries: De ontdekker
Foto van Erwin de Vries in zijn atelier, collectie RKD, Den Haag, (c) erven De Vries m.d.a. Hanneke Oosterhof). In 1963 verrees bij het Fort Nieuw Amsterdam het abstracte beeld van Alonso de Ojeda. In brons gegoten door Majoie ex-zwager, de beeldhouwer Erwin de Vries (ex-man van haar jongste zus Jetty die net als Majoie pianist was). Vanwege twijfel of deze Alonso wel de Spanjaard was geweest die Suriname had ‘ontdekt’, werd de scultuur later omgedoopt tot ‘De ontdekker’. 
Ballet Da tori vo Judas op de muziek van La passion selon Judas, 1973 Parmaribo

Tableau 2

De dans- en muziekgroepen arriveren om deel te nemen aan de wedstrijd:

De Spanjaarden

In een groot galjoen arriveren allereerst de SpanjaardenDe Spanjaarden, in de persoon van Alonso de Ojeda, waren de eerste Europeanen, die de contouren van Suriname in hun scheepskijker ontwaarden. Maar ze lichtten al snel het anker. Dat ze Suriname links lieten liggen, wilde niet zeggen dat ze zich elders niet aan slavernij bezondigden. Integendeel.  

De Spanjaarden namen samen met de Portugezen het voortouw in de mensonterende Europese slavenhandel, met de Engelse, Fransen en Nederlanders in hun kielzog.  

Geluidsfragment Thema Spanjaarden, gespeeld door Majoie Hajary

 

Ze put hier uit haar opera-oratorium Da pinawikie, Surinaams voor lijdensweek (op een bandopname  is dit fragment te beluisteren vanaf  1:48’37”-1:50’47”), en wel dat gedeelte waarin de hogepriesters schreeuwen: ‘Jesu musu dede…'(Jezus moet dood’). In 1974 werd het oratorium door beroeps – en amateurmusici opgevoerd in Paramaribo en geregistreerd. Deze tekst was gebaseerd op de Sranan tongo bijbel van haar oma Carootje.

De Spanjaarden treden eenmalig op, in latere versies van de opera keren ze niet meer terug. 

 

Bijbel van oma Carootje
Oma Carootje: Carolina Batseba Andresa Esse (1875-1958)
Rond 1970 arrangeerde de Franse jazztrompettist Roger Guérin een onderdeel uit Majoies Da Pinawikie in een Parijse studio tot een jazzy en funky LP-versie, met Majoie op de piano: La passion selon Judas.
Haar Surinaamse muzikale vrienden- en familieleden zongen de koor- en solopartijen in.
De Surinaamse choreografe Ymme Dahlberg maakte hierop een ballet dat in 1973 in Paramaribo werd gedanst. In 1987 kwam er een reprise  van Da tori fu Judas [Het verhaal van Judas], ditmaal in de choreografie van Majoies nicht Ilse-Marie Hajary In 2023 werd de Proloog van La passion selon Judas opnieuw uitgebracht.  
Ballet Da tori vo Judas op de muziek van La passion selon Judas, 1973 Paramaribo
Overgrootmoeder (‘gangan’) Christina Rogers (1838-1926). Coll. erven Carry-Ann Tjong-Ayong
De Surinaamse arbeidsdeskundige  Imro Smith meent dat  ‘Na 16 april’ naar de wet verwijst die in het gouvernementsblad van 16 april 1863 werd gepubliceerd met het oog op de aanstaande afschaffing van de slavernij. 
‘Volgens deze wet mochten de slaven voor zichzelf een ambacht of bedrijf uitoefenen ter voorziening in eigen behoeften en die van hun gezin. Aangezien Tapahony [rivier in Suriname] toen in trek was om zijn goud, lag het voor de hand dat een deel van de slaven ernaar toe wensten te vertrekken, het liefst al vanaf die dag.’  Aldus Smith.
De publicatie leidde tot euforie. Dat de wet die pas op 1 juli 1863 inging, verplichtte tot nog tien jaar miserabele arbeid onder staatstoezicht, merkten de bedrogenen pas later. Daarom wordt tegenwoordig 1 juli 1873 wel als echte vrijheidsdag gezien. 

De Afrikanen

Onder in het ruim van het Spaanse galjoen roeren de geketende, slaafgemaakten Afrikanen zich. Volgens de synopsis barsten zij uit in de gospel ‘Tonight I feel like crying…’. 

Geluidsfragment  Thema Gospel, gespeeld door Majoie Hajary 

Ze borduurt hier voort op haar compositie voor piano en fluit uit 1938 [1940]: Fatimah, die ze opdroeg aan fluitist Paul Loewer. Een tekst daarop schreef ze pas in 1965, voor haar geliefde Roland, toen ze in Tokyo verbleef voor werk. Latere bewerkingen van de melodie en tekst noemt ze: Blue raga, vanwege de mix van blues en raga-muziek. 

De zwarte lichamen van de slaafgemaakte Afrikanen vormen een cirkel. Alle misère ten spijt symboliseert die cirkel volgens Majoie het ‘mooiste van het mooiste wat er is’: hoop. Hoop op vrijheid. Majoie refereerde hier aan het lot, maar ook aan de veerkracht van haar Afrikaanse voorouders.

In dit script van 1980 komt de zwarte heldin Bethsabee nog niet voor. Die naam lijkt op een van de doopnamen van haar oma Carootje: Carolina Batseba Andresa Esse (1875-1958).  Zij was de dochter van Christina Rogers (1838-1926) die samen met haar moeder Auba Carolina Rogers (1810-1974) op 1 juli 1863 meemaakten hoe de afschaffing van de slavernij met bulderende kanonschoten werd ingeluid in Suriname. Niet ondenkbaar, dat Majoie haar voormoeders voor ogen had bij de rol van Bethsabee. Zij verbeeldt de Hoop. Dat thema komt in deze Eldorado wèl voor. 

Geluidsfragment Bethsabee/ Hoop, gespeeld door Majoie HajaryDe

Hier reist Majoie met een bewerking van het volkslied  ‘Na 16 april’ terug in de tijd, naar 1863. De Surinaamse zanger Max Woiski zong het eind jaren 50 de hitparade in en maakte het onsterfelijk.

Compositie Fatimah 
Foto uit familie-album Tjong-Ayong, col. erven Carry-Ann Tjong-Ayong,
li Carolina (Carootje,) re Christina 
Majoie was een kleuter toen Christina overleed, hoorde ze van  haar ‘gangan’ [overgrootmoeder] Christina of van oma Carootje over de slaventijd? In elk geval vertelde oma Carootje haar kleinkinderen: ‘Wij zijn sterk, wij hebben de slavernij overleefd.’
Majoies zoon Sébastien herinnert zich hoe zijn moeder hem vaak op het hart drukte: ‘Vergeet nooit dat we van slaven afstammen’. 
Een van de nu omstreden nummers uit die periode over de slavernij is Brown Sugar van de Rolling Stones
Sir Francis Willoughby: Surinames eerste kolonisator 

De Engelsen

Daarna maken de Engelse planters, de eerste kolonisten van Suriname, hun opwachting op de kade van Paramaribo. Ze komen ‘rechtstreeks uit Swinging Londen’.

Die woorden wekken associaties op met de swinging sixties van het 20e eeuwse Londen, destijds het Walhalla van de popmuziek. Dus mogelijk ging het hier om pop- of rockmuziek. Dat wordt niet duidelijk uit het script.  
Hiervan is geen muziek gevonden.  

Het waren de Engelsen die Suriname vanaf 1650 als eersten deed kreunen onder de koloniale knoet, totdat de Hollanders het land in 1667 veroverden. In deze versie blijven de Hollanders echter nog buiten beeld.  

In latere versies van de opera gooit Majoie de Engelse planters (figuurlijk) overboord en maken ze plaats voor expeditiegangers. Ook de lord speelt dan een minder belangrijke rol.
Deze illustratie komt uit een Duits kinderboek uit de collectie van Carl Haarnack.
 
Script bedoeld voor een Telefilm, Canterbury Smith is het pseudoniem van Majoie Hajary

De Fransen

Fransen arriveren, met in hun boot de mooiste meisjes uit Parijs die staan te trappelen om kirrend de can-can te dansen. Oh la la!

Geluidsfragment Thema Franse Can-can, gespeeld door Majoie Hajary

Majoie trekt hier het verhaal de 20e eeuw in, naar Parijs: het centrum van de revue met de Folies Bergère als erotisch, zinderend knooppunt. In een van haar nooit uitgevoerde tv-scripts brengt de prins van Eldorado – back to the future – in 1981 ook een bezoek aan de Folies Bergère, samen met prinses Toetie.

In latere versies van de opera worden de Fransen rond 1712 ten tonele gevoerd via de historische figuur van de beruchte Franse piraat Jacques Cassard. 

Majoies vriendin Josephine Baker 
maakte carrière in de Folies Bergère. En Majoies zoon Sébastien Garros verrichtte er als werkstudent in de jaren 70 tal van klusjes. Later vervulde hij er de functie van bedrijfsarts.
Een van hun nazaten van de Chinese nieuwkomers in Suriname was de opa van Majoie: Willem Tjong-Ayong (1869-1934). Hij  werd  in 1869 in Suriname geboren als oudste zoon van ‘Ma’ Tjon Lim Fay van wie verder niets bekend is. Opa Willem had naar verluidt een winkeltje en was verzot op lezen. 
Met Majoies oma, Christina’s dochter Carolina Batseba Andresa Esse (1875-1958), kortweg oma Carootje, kreeg Willem zeven kinderen. Hij stierf toen Majoie bijna 13 jaar was. Op de schaarse foto’s die er van hem zijn, zien we een trotse man: strak in het pak. 
Opa Willem Tjong-Ayong. coll. erven Carry-Ann Tjong-Ayong

De Chinezen

Met de introductie van de Chinese handelaren die hier met hun lange geborduurde gewaden en getooid met haarvlechten precies voldoen aan hun stereotype, slaat Majoie bijna anderhalve eeuw over en springt naar 1853.
Volgens de geschiedenisboekjes waren het vooral landarbeiders die halverwege de 19e eeuw met het oog op de naderende afschaffing van de slavernij in 1863 in China werden geronseld als contractarbeider.

Geluidsfragment Thema Chinese handelaren, gespeeld door Majoie Hajary e.a. 

Dit thema verwijst naar haar Fugue 3 onderdeel van het stuk ‘Play koto’, geschreven voor het Japanse snaarinstrument koto. Dat begint met een arrangement van een bekende compositie van de 17e eeuwse componist en koto-speler Yatsuhashi Kengyo. Ook deze muziek keert terug in latere versies van haar opera [Play koto ofwel Eldorado 10, vangt aan met dit arrangement voor Kengyo’s compositie, op 8’54” is de Fugue 3 te horen]. 

Majoies Fugue 3
Uit het fotoalbum van Majoie: Mieko Ohno op koto. In 1967 nam ze met het Musashino Academia of Music o.l.v. Mr. Fukui en kotospeler Mieko Ohno haar compositie Rokudan [download] op voor een Japanse omroep in Tokyo.  Majoie speelde de pianopartij. 
Harry Hajary, zoon van immigranen en de vader van Majoie.
Majoies Hindoestaanse grootvader Hajary behoorde tot een van de eerste contractarbeiders die in 1873 in Suriname arriveerde. De nieuwkomers werden aangeduid met hun voornaam en contractnummer. Hajary No. 1215 B (ca. 1860-1933) trouwde in 1915 met Majoie No 372 L (ca. 1876-1921 of eerder) – naar wie Majoie werd vernoemd – die als 7-jarig meisje in 1883 met het schip Sheila I Suriname binnenzeilde

De Hindostanen (India)

Vervolgens doen een Indiase maharadja getooid met tulband en glanzende baard en zijn gezelschap hun intrede: hint naar de Hindoestanen, die vanaf 1873 in de voetsporen van de Chinezen als contractarbeiders naar Suriname kwamen. 

Geluidsfragment Thema India, gespeeld door Majoie Hajary

Dit thema is als Raga Lilawati te horen op haar LP New Sound From India (CBS 1967) en is te herleiden tot de Sari-dance uit het Ballet Hindu (The marriage of the Princess)[klik om de partituur te downloaden] dat volgens Surinaamse kranten in 1946 zijn première beleefde in de Verenigde Staten. Haar compositie was geïnspireerd op de Indiase danseres Yaquilard Lilavati die ze tijdens haar verblijf in 1945 in New York ontmoette. Lilavati trad in november 1945 op in de Times Hall in New York, samen met Afrikaanse dansers. Afwisselend voerde het gezelschap Hindoe en Afrikaanse nummers op, aldus de New York Times

Tiener Majoie (16 jaar), verkleed als sultan
Lilavati
Reconstructie op papier van de eerste synagoge in de Jodensavanne in Suriname: Beraha VeSalom (1685), zelfs de eerste synagoge van heel Zuid-Amerika

De joden

De stoet wordt afgesloten met een heilige processie van twee joodse rabbijnen met brandende kandelaar. Hun komst verwijst naar de joden die zich nog onder Engels bestuur in de 17e eeuw in Suriname vestigden om suikerplantages op te zetten. 

Geluidsfragment Thema joodse processie, gespeeld door Majoie Hajary

Dit thema is eveneens ontleend aan haar oratorium  Da Pinawikie dat in 1974 in Paramaribo werd opgevoerd ( vanaf  0:20’20’’- 0:21’41”).

Begane wreedheden blijven in deze eerste versie achterwege. ‘Ze zijn allemaal daar, meegevoerd door hun dromen, opgewonden. De scene weerspiegelt alle verlangens, de koorts…’, vertelt het script.
Niet alle bevolkingsgroepen van Suriname worden hier trouwens gepresenteerd, de Javanen en Inheemsen ontbreken bijvoorbeeld. 

Uitvoering van de muziek van Da Pinawikie  in de grote kerken in Paramaribo 1974
Cover LP Requiem pour Mahatma Gandhi.

Tableau 3

In het derde tableau ‘vechten’ alle groepen om de eerste prijs. Dan flitst de prins tevoorschijn. Hij danst de sterren van de hemel en is zonder twijfel de ongekroonde koning van het bal. Met zijn diamanten sleutel opent hij de deur en trekt alle volkeren van alle streken uit alle eeuwen zijn koninkrijk binnen.

Geluidsfragment Thema van de sleutel, gespeelde door Majoie Hajary

Dit thema  is te herkennen als de compositie ‘Indian Dance no 2’, op de B-kant van de LP ‘Requiem pour Mahatma Gandhi’ (CSB, 1968), daar overigens onder de naam ‘Indian Dance no 1’. Zie Database

Indian Dance no 2

Tableau 4

In de slotscène, Réconciliation [Verzoening], daalt een gouden met parelen versierd decor vanuit de hoogte langzaam neer op het podium, ‘als in een droom’.

Geluidsfragment Thema van de dans, gespeeld door Majoie Hajary

 

Hier keert het thema van de Surinaamse Rhapsodie in terug.

Tot besluit
Zoals gezegd, voor zover bekend werd Eldorado nooit op de planken gebracht. Het bleef bij een droom. Wel diende het als inspiratie voor de vervolgversies.
Voor rechthebbenden van foto’s en de collectie, zie COLOFON 

Introductie

Eldorado

Het ballet (1980)

Eldorado

Het ballet (1980)

Fool’s Gold

12 december 1985

Fool’s Gold

12 december 1985

Story of Suriname

17 november 1987

Story of Suriname

17 november 1987

La larme d’or

Eind ’80 tot 2017

La larme d’or

Eind ’80 tot 2017

Bij de samenstelling van deze site is zeer zorgvuldig omgegaan met naamsvermeldingen, bronvermeldingen en copyrights. Mocht u werk van uzelf tegenkomen of herkennen zonder naamsvermelding, neem dan contact op met de sitebeheerder Ellen de Vries.
© ALL RIGHTS RESERVED ELLEN DE VRIES | WEBSITE GEMAAKT DOOR: REINIER MATHIJSEN